In 2012/2013 heeft de GGD Hollands Midden in samenwerking met het LUMC en de Universiteit Leiden een kwalitatief onderzoek gedaan over senioren en beweging. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Alphen a/d Rijn en de gemeente Oegstgeest en valt binnen het kader van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Noordelijk Zuid-Holland.
Doel van het onderzoek is het verbeteren van de lichamelijke gezondheid en welzijn bij ouderen.
In de eerste fase van het onderzoek zijn er met 17 mannen, vrouwen en echtparen tussen de 61 en 82 jaar semi-gestructureerde levenslijn interviews gehouden. Tijdens het interview is er samen met de respondent een beweeglevenslijn getekend waarin alle vormen van vroegere en huidige beweging zijn vermeld. Daarnaast is ingegaan op levensgebeurtenissen tijdens de ouderdom en welke impact deze hebben op beweegpatronen. Tevens is gevraagd naar mogelijke individuele, sociale en contextuele factoren die hier van invloed op kunnen zijn.
Uit het onderzoek blijkt dat de keuze om wel, niet of minder te bewegen maar deels een bewuste keuze is.
Op basis van onder andere het bewegen in eerdere levensfases (‘beweegkapitaal’) en de motivatie om te bewegen kunnen senioren in vier typen bewegers ingedeeld worden. Het gaat om de volgende beweegtypologieën: “het is wel prima zo, ik hoef niet zo veel te bewegen”, “ik heb beweging nodig om fit en gezond te blijven”, “ik moet bewegen, want ik ben altijd actief geweest” en “ik kan niet bewegen vanwege allerlei barrières”.
Per typologie hebben senioren andere wensen en behoeftes wat betreft beweging en noemen deels ook andere belemmeringen om actief te kunnen zijn.
Belangrijke belemmeringen zijn onder andere: gebrek aan stimulans van partner of vrienden, zich onveilig voelen, bang zijn voor blessures of ongevallen, gebrek aan een passend beweegaanbod en een negatief beeld van het beweegaanbod voor senioren.
Deze resultaten lijken erop te wijzen dat lichamelijke activiteit van alle verschillende soorten senioren verhoogd zou kunnen worden, wanneer het beweegaanbod meer aansluit bij de specifieke achtergronden en bij de betekenis van bewegen in hun leven en toekomstperspectieven.
Uit interviews met 17 ouderen in Alphen aan den Rijn en Oegstgeest blijken levensgebeurtenissen tijdens de ouderdom tot grote verandering in beweeggedrag te kunnen leiden. Beweging kan hierbij niet alleen afnemen, maar ook toenemen of consistent over de tijd veel of weinig blijven.
Een individuele factor die een grote rol speelt bij deze verandering in beweeggedrag, is de ervaring van de senior met beweging gedurende zijn of haar vroegere levensfases. Algemeen geldend voor alle senioren is dat er drie vroegere levensfases zijn, namelijk jeugd/adolescentie, studie/werk/trouwen en kinderen/carrière. Elk van deze levensfases heeft zijn eigen kenmerken die er toe leiden dat de omstandigheden om te bewegen per levensfase verschillen.
Daarnaast zijn er individuele verschillen in hoe men is opgegroeid met beweging. Het gaat om verschillen in kennis, attitudes, motivatie, emoties, herinneringen en zelfvertrouwen ten aanzien van beweging. Zij worden allen onder meer beïnvloed door de sociaal-economische omstandigheden, generatiekenmerken en de sociale omgeving waarin de senior is opgegroeid. Deze individuele ervaringen, en daaruit voortvloeiende kenmerken zoals attitudes en motivatie, bepalen samen het tijdens het leven opgebouwde zogenaamde ‘beweegkapitaal’. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen (zeer) weinig, enige mate, en veel beweegkapitaal. Het beweegkapitaal beïnvloedt hoe men tijdens de ouderdom omgaat met levensgebeurtenissen en verklaart in belangrijke mate hoe deze beweegpatronen doen veranderen.
Naast beweegkapitaal kan het beweeggedrag worden beïnvloed door de mate waarin de senior zijn/haar dagelijks leven moet aanpassen na een levensgebeurtenis en hoe de senior hierdoor zichzelf nu en in de toekomst ziet. Of en hoe het beweeggedrag verandert na een levensgebeurtenis hangt er mede vanaf of beweging wel of niet van meerwaarde is in het veranderde dagelijks leven en zelfbeeld. Naast deze individuele factoren, spelen sociale en contextuele factoren een belangrijke drempelverlagende of drempelverhogende rol in het beweeggedrag na levensgebeurtenissen. Een belangrijke sociale factor is de stimulans van partner of vrienden. Belangrijke contextuele factoren zijn de beschikbaarheid en de beeldvorming van het beweegaanbod.
Uiteindelijk lijken de senioren in vier typologieën ingedeeld te kunnen worden, die elk een eigen neiging hebben tot beweeggedrag na levensgebeurtenissen. Ook hebben zij elk andere wensen en behoeftes wat betreft beweging. Deze typologieën worden omschreven als ‘het is wel prima zo’, ‘ik heb het nodig’, ‘het moet’ en ‘ik kan het niet’. Deze indeling kan helpen beleidsstrategieën en interventies beter toe te spitsen op de diverse behoeften van ouderen met betrekking tot bewegen.
© 2024 awpg Lumens. Alle rechten voorbehouden / Disclaimer / Privacy / Realisatie: Lemon