De gemeente Leiden heeft vanuit de Wmo de verantwoordelijkheid voor een kleine 1.500 mensen met een geldige indicatie voor extramurale Awbz-zorg met begeleiding .Bij de overgang van Awbz naar Wmo moet een feitelijke bezuiniging van circa 25% worden gerealiseerd. Daartoe is ruim voor de overgang van Awbz naar Wmo een pilot-project gestart dat een eerste antwoord moest geven op de vraag hoe in de wijk met minder middelen efficiënt zorg kan worden geboden aan deze mensen, met behoud van de kwaliteit van zorg en tevredenheid van de cliënt. Hoe kunnen ketenpartners daarin samenwerken? Hoe kan de eigen kracht van de cliënt en de omgeving van de cliënt worden gemobiliseerd en hoe kan met gerichte interventies voorkomen worden dat problemen onnodig escaleren?
Een aantal zorgaanbieders met cliënten in de wijk Noorderkwartier in Leiden hebben het initiatief genomen om samen gedurende zes maanden voor een beperkt aantal cliënten, nieuwe samenwerkingsstructuren en nieuwe werkwijzen uit te proberen. De aanpak is ‘bottom up’. De werkers krijgen gedurende zes maanden maximaal vier uur per week de tijd om te experimenteren. Dit initiatief is uitgegroeid tot een pilot met veertien deelnemende zorgaanbieders in de geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, ouderenzorg, verslavingszorg, thuiszorg, maatschappelijke opvang, maatschappelijk werk en de GGD Hollands Midden. Deze pilot richt zich op begeleiding van cliënten die te maken hebben met de transitie van Awbz-zorg en Jeugdzorg naar Wmo of die een indicatie hebben van de gemeente. Ook wordt in deze pilot een verbinding gemaakt tussen welzijn en zorg.
De initiatiefnemers hebben doelstellingen voor de pilot geformuleerd:
Het onderzoek heeft ten doel de pilot te evalueren. Een team zorg- en hulpverleners experimenteren met een nieuwe efficiëntere wijkgerichte aanpak van cliënten met een Awbz- of Wmo-indicatie ‘begeleiding’. De resultaten leiden tot aanbevelingen voor de gemeente Leiden ten behoeve van de uitvoering van de Wmo-functie ‘begeleiding’. In dit onderzoek staat het perspectief van de zorg- en hulpverleners van het transitieteam centraal.
Onderzoeksvragen procesevaluatie:
Onderzoeksvragen effectevaluatie:
De pilot is vanuit het perspectief van de individuele zorg- en hulpverleners geëvalueerd. Data zijn verzameld middels participerende observatie, diepte-interviews, een vragenlijst, focusgroep, analyse van logboeken en de zelfredzaamheidsmatrix.
Veertien organisaties namen deel aan de pilot met de bedoeling dat elke organisatie twee cliënten zou inbrengen. Samen vormen zij het transitieteam. Specialisten en generalisten werkten hierin nauw met elkaar samen. De onderverdeling in vooral generalisten aan de ene kant en vooral specialisten aan de andere kant, is door het team gemaakt.
Generalisten:
Specialisten:
Zorg- en hulpverleners van 14 instellingen vormden samen een zogenaamd transitieteam in de wijk. De teamleden probeerden buiten de vaste kaders te denken, gebruik te maken van de ‘eigen kracht’ van cliënten, de kracht van het sociale netwerk en voorzieningen in de wijk. Daar waar het kon werden protocollen losgelaten. Er werd breder naar oplossingen gezocht met meer aandacht voor mogelijkheden in plaats van beperkingen. Als beperking voor het ‘buiten vaste kaders’ handelen werd door het team de eigen organisatiestructuur, gebonden zijn aan regels en tijdsdruk aangedragen.
De cliënt wordt een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Cliënten worden directer en efficiënter geholpen, onder andere omdat wachtlijsten worden omzeild. Een aantal hulpverleners geeft aan dat er meer overzicht is van waar de cliënt al hulp ontvangt. De grotere zichtbaarheid van het team in de wijk maakt de zorg laagdrempeliger. Snel handelen voorkomt grotere problemen in de wijk.
Een belangrijk instrument waarmee is geëxperimenteerd, is het inzetten van de ‘eigen kracht’ van de cliënt. Hierbij werd niet alleen gekeken naar de mogelijkheden van de cliënt, maar ook die van het sociale netwerk en de woonomgeving. Deze visie houdt in dat pas in laatste instantie wordt gekeken naar noodzakelijke reguliere zorg. Als er zorg nodig is wordt bewust gezocht naar de minst zware zorg. Knelpunten bij het bevorderen van de inzet van ‘eigen kracht’:
Een aantal aanbevelingen uit de praktijk:
De aanleiding van deze pilotstudie was de overgang van Awbz naar Wmo, waarbij een bezuiniging van 25% nodig is. Daarom onderzocht deze studie hoe er met minder middelen nog steeds efficiënte en kwalitatieve zorg kan worden aangeboden. De pilot is vanuit het perspectief van de individuele zorg- en hulpverleners geëvalueerd. Data zijn verzameld middels participerende observatie, diepte-interviews, een vragenlijst, focusgroep, analyse van logboeken en de zelfredzaamheidsmatrix.
Veertien zorg- en hulpverleners van verschillende organisaties kwamen gedurende zes maanden elke week bij elkaar om casuïstiek te bespreken. Door de intensieve samenwerking werden cliënten directer en efficiënter geholpen. Voor de inzet van ‘eigen kracht’ werd gevonden dat het tijd kost om het vertrouwen van cliënten te winnen en dit instrument waarschijnlijk niet effectief bezuinigt. De aanbevelingen zijn om samenwerking lonender te maken dan concurrentie, inzicht in elkaars centrale registratie mogelijk en indicatie flexibel te maken en te investeren in werving en scholing van vrijwilligers.
© 2024 awpg Lumens. Alle rechten voorbehouden / Disclaimer / Privacy / Realisatie: Lemon